Bosbouw in het Zoniënwoud

Hoe ziet het Zoniënwoud eruit?

Nog steeds roept het Zoniënwoud het beeld op van een bos met statige, indrukwekkende beuken, die soms vergeleken worden met de zuilen van 'groene kathedralen'. De oudste bomen die nu gekapt worden, zijn aangeplant in de Oostenrijkse periode, meer dan 200 jaar geleden!

80 % van het woud bestaat uit beuken, 10 % uit inlandse eik en 10 % uit naaldhout en loofhout.

Van oerbos tot beukenbos

Vooraleer de mens zijn stempel drukte op het Zoniënwoud (tot de 10de eeuw) kon men spreken van een min of meer natuurlijk bos: een gemengd woud met op de leembodems vooral zomereik. De beuk speelde een ondergeschikte rol. Daarbij voegden zich begeleidende boomsoorten zoals de hazelaar, de es, de wilg, de iep, de berk, de linde, de hagebeuk, enz.... Naderhand zijn toenemende ontginning en buitensporige kappingen er de oorzaak van dat het aandeel van economisch waardevolle boomsoorten zoals eik en beuk in grote mate daalt. In de 18de eeuw besluit het Oostenrijks bewind het bosdomein te restaureren met het doel de zwakke rentabiliteit ervan op te voeren: 80 % van de oppervlakte wordt met beuk beplant onder impuls van Joachim ZINNER. Zijn opvattingen over bosbouw liggen dan ook aan de basis van het huidig uitzicht van het Zoniënwoud: grote oppervlakten homogene en gelijkjarige bosbestanden.

 

 

 

© D. Letiexhe  Kenmerkend beeld van de beukenkathedraal

 

Het beukenprobleem

De grote aanwezigheid van beuken heeft geleid tot de vorming van een ruwe humus, die de bodem stilaan verzuurt. De beuken zorgen er met hun grote, dichte kroon voor dat er weinig licht in het bos kan met als gevolg weinig begroeing en geringe bodemleven. Bodemverdichting (compactie) en erosie worden in de hand gewerkt door het gebruik van zware ruimingstuigen en intensieve betreding door de bosbezoekers. Samen met een aantal geologische factoren kunnen de wortels van de bomen niet diep wortelen waardoor ze erg kwetsbaar zijn bij stormweer: de uitzonderlijke zware stormen van 1990 hebben in het Zoniënwoud meer dan 18.000 grote beuken geveld!

Nieuwe prioriteiten voor het woud

Vandaag is de bestemming van het Zoniënwoud duidelijk op de ecologie, het recreatieve en het sociale gericht, dit in tegenstelling tot de economische functie die zeker vanaf de 13de eeuw de overhand had en waarvan in het landschap de sporen nog steeds zichtbaar zijn.

 17 02 2014 214205

 

  © H. de Wavrin  Stapsgewijze verjonging van een beukenpopulatie

 

 

Vijf doelstellingen vormen de sleutel tot het nieuwe beheer van het Zoniënwoud: - de verouderde beukenpopulatie verjongen -  een diversiteit van lanschappen van hoge kwaliteit verzekeren - de biodiversiteit beschermen en bevorderen - de toegankelijkheid van het publiek verzekeren - hout produceren met een label van duurzaam beheer (FSC-label).

De natuur een handje toesteken

Het hoogstammig beukenbos is vanuit biologisch oogpunt vrij arm. De meeste biodiversiteit vindt men in de randgebieden zoals de bosranden, de vochtige zones, de valleien en de open plekken. Om de natuurrijkdom te verhogen hebben de bosbeheerders beschermde sites ingesteld.

Zo werden 5 natuurreservaten gecreëerd in de vochtige valleien en op de kalkrijke hellingen: Roodklooster, Drij-Borren, Verdronken Kinderen, Vuylbeek en Pinnebeek.

3 bosreservaten: Roodklooster, Gripensdelle en Joseph Zwaenepoel

De beschermde zones maken 30 % van het woud uit. Het "Natura 2000" statuut van het Zoniënwoud waarborgt het behoud van deze habitats.

Onlangs werden ook 2 archeologische reservaten aangelegd in het Brusselse deel van het bos: site van de Tumuli en site van de Bosvoorde- vijvers.